Vandaag ga ik tolken in de gevangenis. Dat brengt altijd een groot dilemma met zich mee, want wat trek ik aan? Ik moet naar de zwaarste afdeling van de penitentiaire inrichting, wat betekent dat ik door twee detectiepoortjes moet. Het lijkt alsof die poortjes ingesteld zijn op de hoogste frequentie, want bij het minste of geringste gaat het alarm af. Om te voorkomen dat ik ga piepen, neem ik slechts het hoogst noodzakelijke mee naar mijn persoonlijke dienst.
Sier
“Biep biep, biep biep”. Ik loop terug door het detectiepoortje. Mijn voorzorgsmaatregelen waren niet voldoende. De advocate, die mij heeft ingeschakeld, staat al ijverig haar schoenen uit te trekken, de riem uit haar broek en zich te ontdoen van alle accessoires die mogelijkerwijze het poortje op tilt brengen. Ze legt al haar spulletjes netjes in het bakje, dat door het röntgenapparaat moet. Ik volg haar voorbeeld. “Ik heb nog wel speciaal schoenen met veters aangedaan in plaats van met ritsjes”, mopper ik tegen de advocate.
“Ja, maar er zit wel een ritsje in!”, reageert ze.
Ik kijk naar mijn schoenen. Verhip, aan de zijkant zit inderdaad een sierritsje. Nooit geweten of althans niet bewust. Ik buk me en trek mijn schoenen uit. Gelukkig heb ik vanmorgen sokken zonder gaten aangetrokken.
BH
Ik bedenk wat ik nog meer zou kunnen hebben, dat zou kunnen piepen. Iets in mijn zakken? Maar nee, ik kan niets verzinnen en loop weer door het poortje. Biep biep, biep biep. Ook bij de advocate die – net als ik – met lege handen en op sokken staat, piept het poortje weer. “Hebt u misschien een beugelbeha aan?”, vraagt de mannelijke bewaker brutaal, die veilig achter het glas staat. Even ben ik van de kaart. Waar bemoeit die man zich mee? Dit is wel een hele persoonlijke vraag. Heb ik zwijgrecht? Ik vraag de beste kerel toch ook niet of hij een Björn Borg of een Zeeman onderbroek aan heeft! “Ja, dat klopt”, antwoordt de advocate onaangedaan.
Recht tegen recht
“Dan geef ik u nu een waarschuwing. U mag voortaan niet meer met een beugelbeha in de gevangenis komen”, weet de 60-jarige kale ordebewaarder. “Is dit de eerste keer dat u hier bent?”
“Nee hoor, dit is de vierde keer dat ik hier kom. Ik heb dit nog nooit eerder gehoord”, reageert de advocate, lichtelijk geïrriteerd. Ik kijk haar aan. Ik kijk naar de bewaker achter het glas.